Morgen zou het zomaar jouw kind kunnen zijn. Dat is de titel van mijn vorige blog.
En nu, nu ís het mijn kind.
Mijn kind is beschadigd, beschadigd in zijn gevoel van veiligheid, beschaamd in het vertrouwen van andere mensen.
Hoe, en wat er precies gebeurd is, is nog niet helemaal duidelijk. Martijn is in ieder geval dusdanig bang gemaakt en onder druk gezet, dat hij alleen maar zegt: “stil Martijn, mondje dicht.” En legt daarbij zijn vinger op zijn lippen. Wanneer ik vraag wie dit gezegd heeft, reageert Martijn steevast met “dat mag ik niet zeggen”. Ik zie hem ongemakkelijk zijn, friemelend aan zijn handen kijkt hij weg.
In de afgelopen weken heeft Martijn, gelukkig, heel wat signalen afgegeven waardoor duidelijk werd dat hem iets heel ergs is aangedaan.
Een dag voordat Martijn opnieuw in deze onveilige situatie zou kunnen belanden, heeft hij op school, door zogenaamd moeilijk verstaanbaar gedrag te vertonen laten zien dat hij absoluut niet terug wilde naar de bewuste plek. Moeilijk verstaanbaar gedrag is niet zo moeilijk wanneer je in staat bent verder te zien dan ogen kijken.
Gelukkig was het voor school direct duidelijk dat er iets aan de hand was; dit gedrag past beslist niet bij Martijn, ik werd gebeld en heb hem direct opgehaald. Voor mij was het helder, dit kind heeft iets heel naars meegemaakt. Toen wij hem vertelden dat hij nooit meer naar de bewuste locatie hoefde, was zijn reactie hartverscheurend: hij werd heel emotioneel, kuste mijn hand en zei: “wat fijn, wat fijn, dankjewel”.
Er zijn geen woorden te vinden om te omschrijven wat dit met mij deed, laat staan woorden om te beschrijven hoe mijn kind zich voelt…
Ik heb de politie gebeld, verteld wat ik weet, wat voor signalen ik gehad heb van Martijn. Dit was voldoende om de melding door te zetten naar de afdeling zeden. Vervolgens heb ik melding gemaakt bij de IGJ, Inspectie Gezondheidszorg Jeugd.
Uiteraard ook in gesprek gegaan met de leiding van de plek waar het zich heeft afgespeeld. Ook hier werd de melding uiterst serieus genomen en gaan in overleg hoe nu verder.
Martijn geeft steeds meer signalen af en alles wordt zorgvuldig geregistreerd, zodat het allemaal kan worden meegenomen in het onderzoek.
Martijn zijn zenuwstelsel maakt overuren en dat is enorm vermoeiend voor hem. Wij proberen hem zoveel mogelijk rust te bieden en op advies van een psychologe volgen wij Martijn en laten hem, binnen de marges en zonder te gaan compenseren, eigen keuzes maken. Alles om zijn zenuwstelsel tot rust te brengen en dat doet Martijn zichtbaar goed. De herfstvakantie kwam dan ook als geroepen.
Het geplande nachtje logeren bij zus en haar partner haalt de nacht niet; Martijn wilde ’s avonds weer naar huis, naar zijn eigen bed in zijn eigen “blauwe kamer”, naar zijn veiligheid. Opnieuw een duidelijk signaal.
De school begint weer en ook, nieuw voor Martijn, het stage lopen buiten school. Martijn moppert over het aanstaande stage lopen en ineens wordt het mij duidelijk; hij denkt dat hij daar ook moet slapen. Ach jongen toch, stage is net als school; als het klaar is kom ik je halen, gaan wij samen naar huis en ’s avonds slaap je gewoon in je eigen bed.
Deze woorden moet ik verschillende malen herhalen voordat het Martijn echt de zekerheid geeft.
Zijn reactie, zijn opluchting, het is over de top. Zo hartverscheurend om te zien dat mijn kind zijn gevoel van veiligheid is ontnomen.
De gesprekken die ik voer met de desbetreffende organisatie, de verslagen die ik lees; het maakt me onpasselijk en doet enorm verdriet. De verslagen waarin ik mijn eigen kind niet herken; Martijn heeft op de bewuste plek al veel langer in gedrag laten zien dat er iets niet goed was. En ik wist het niet…
Wat voor gruwelijks heeft hij daar meegemaakt en ik wist het niet…
Alle nachten dat Martijn logeerde sliep ik als een blok en moest ik ’s ochtends altijd weer even bedenken: “Oja, Martijn is er niet”, behalve die ene nacht, de nacht waarin ik constant hyperventileerde, in paniek was en wist; er is iets met Martijn. Omdat ik niets hoorde ben ik er vanuit gegaan dat alles oké was met mijn kind. Nu weet ik beter en ben ik er zeker van dat ik het die bewuste nacht juist heb aangevoeld. De achteraf “had ik maar” is volkomen zinloos, maar mocht dit gevoel zich ooit weer voordoen als Martijn elders is, zal ik geen moment twijfelen, maar direct naar hem toe gaan.
De onderste steen moet boven en ik zal vechten voor mijn kind, de stem zijn voor mijn kind.
En opnieuw de oproep aan de medemens:
Wees een stem voor hen die niet spreken kunnen.
Kijk niet weg.
Bespreek vermoedens van misstanden, stel je vragen.
Kijk niet weg.
Mijn kind moet helen en dat heeft tijd, rust en heel veel Liefde en Vertrouwen nodig.
Wat hij nodig heeft wil ik hem bieden en tegelijkertijd zal ik alles doen wat in mijn vermogen ligt om ervoor te zorgen dat er in dezen geen nieuwe slachtoffers meer zullen zijn.
Vandaag is het mijn kind en morgen,
morgen zou het zomaar jouw kind, jouw dierbare kunnen zijn.
Zo kwetsbaar kan het zijn, zo kwetsbaar is het.